Nationaal Sportakkoord II een logische volgende stap, maar is het genoeg?

Toen het eerste Nationale Sportakkoord, met als ondertitel ‘sport verenigt Nederland’, eind 2018 werd gepresenteerd was dit voor sport en bewegen echt een heel nieuwe stap. Er werden afspraken gemaakt tussen het rijk (Ministerie van VWS), de sport (NOC*NSF) en de gemeenten (Vereniging Sport en Gemeenten). De zes ambities zetten een aantal thema’s steviger op de kaart en het akkoord werd uitgerold door lokale akkoorden te ontwikkelen waarbij lokaal door alle betrokkenen werd nagedacht over wat we slimmer samen op kunnen pakken rondom sport en bewegen

Gisteren werd het Sportakkoord II: Sport versterkt gepresenteerd. Het akkoord borduurt verder op de ingeslagen weg, maar de belangrijkste vraag is: is het genoeg?

Terugblik

Het Mulier Instituut zorgde de afgelopen jaren voor de monitoring van het Sportakkoord door zeven keer de thermometer in de ontwikkeling te hangen en de resultaten in kaart te brengen. Zij concluderen dat het vooral een impuls voor de onderlinge samenwerking is geweest. Er zijn ruim 250 lokale kernteams ontstaan om de lokale Sportakkoorden uit te voeren in vrijwel alle Nederlandse gemeenten. Dit heeft geleidt tot meer lokale samenwerking tussen sport- en beweegaanbieders onderling en naar organisaties buiten de sport, zoals buurt en wijk, onderwijs, welzijn en zorg. Thema’s als het verbeteren van de bewegingsvaardigheid bij de jongste jeugd, de inclusiviteit van de sport, het versterken van sportclubs en het ontwikkelen van kwalitatief goed technisch kader zijn stevig neergezet.

Maar de coronapandemie heeft ons ook geleerd dat de bewegingsarmoede misschien wel een van de grootste gevaren voor de huidige samenleving is. Nederland is wereldkampioen zitten. Als we als samenleving zo doorgaan is in 2040 één op de drie Nederlanders chronisch ziek. Slechts 36% van de 12- tot 18-jarigen voldoet momenteel aan de beweegrichtlijnen, zij vormen de grootste groep afhakers bij sport en bewegen. Steeds vaker krijgen kinderen of jongeren ziekten die vroeger alleen bij ouderen voorkwamen, sommige wetenschappers verwachten zelfs dat de huidige generatie jeugd wel eens minder oud kan worden dan hun ouders. Daarbij zijn de sociaal-economische gezondheidsverschillen groot. Mensen in welvarende wijken leven vele jaren langer dan in minder welvarende wijken, waarbij het verschil in jaren in goede gezondheid nog groter is. Toenemend overgewicht, toenemende bewegingsarmoede, toenemende gezondheidsverschillen, we staan voor een enorme uitdaging.

Grote ideeën zijn nodig

Er is een systeemverandering nodig om de pandemie van bewegingsarmoede te stoppen. Een sterke sportsector, waar iedereen een leven lang met veel plezier bij betrokken blijft, kan hier zeker aan bijdragen. De zes herijkte ambities in het nieuwe Sportakkoord zullen dan ook door iedereen onderschreven worden: 1) inclusie en diversiteit; 2) sociaal veilige sport; 3) vitale sportaanbieders; 4) vaardig in bewegen; 5) ruimte voor sport en bewegen en 6) de maatschappelijke waarde van topsport zijn prima thema’s om aan te blijven werken. Lokale Sportakkoorden en de nieuwe samenwerkingen daarbij bieden ruimte om te experimenteren en goede ideeën op te pakken van onderaf. Een mooie manier om de ‘onderstroom’ aan te moedigen om een transitie in sport en bewegen vorm te geven.

Anderzijds is de roep om ook als overheid de handschoen steviger op te pakken groot. Budgetten voor sport, bewegen en preventie moet je nog steeds met een vergrootglas zoeken in de begroting van het Ministerie van VWS. De roep om als overheid minder vrijblijvend met het thema bewegingsarmoede en overgewicht om te gaan neemt toe. Prof. Jochen Mireau pleit voor wettelijke streefcijfers voor de volksgezondheid, zodat de politiek ook écht kleur moet gaan bekennen om dit vraagstuk op te lossen. De Nederlandse Sportraad pleit voor een sportwet waarmee het sport en bewegen een publieke voorziening wordt waar daadwerkelijk elke Nederlander toegang toe heeft.

In het Sportakkoord II wordt gesproken over de drie ambities versterken van het fundament, een groter bereik en meer (zichtbare) betekenis voor sport en bewegen die op elk van de zes thema’s moet gaan plaatsvinden. De aanpak hiervoor is gericht op het ontwikkelen van:

  • Meer inhoudelijke samenhang met andere beleidsthema’s en akkoorden op het gebied van preventie en zorg, goed om te zien dat ook de ondernemende sportaanbieders dit keer stevig zijn aangehaakt bij het akkoord;
  • Effectieve lokale uitvoering, o.a. door het verplicht aanstellen van een lokale kerngroep én een coördinator sport en preventie, maar ook een regionale verbinder in het versterken van de rol van de adviseur lokale sport;
  • Nog actiever successen zichtbaar te maken, waardoor versnelling mogelijk wordt;
  • Het verder versterken van kennisontwikkeling, -deling en innovatie, zodat de lokale aanpak meer gebruik maakt van de bestaande kennis;
  • Een meer integrale bekostiging, waardoor samenwerking tussen domeinen wordt gestimuleerd.

Wat betekent het voor ons in Drenthe?

Drenthe staat inmiddels ook elders in ons land bekend om de korte lijnen, intensieve lokale en regionale samenwerking en hoge betrokkenheid bij iedereen die wat doet met sport en bewegen. Een mooi voorbeeld is de #eenlevenlangbewegen ontwikkeling waarin alle gemeenten in Drenthe stappen zetten om mensen die wel willen bewegen, maar hiermee moeite hebben, aan te laten haken. Er is goede hoop dat het Sportakkoord II gaat helpen om de uitvoeringskracht van de lokale en regionale ambities op het gebied van sport en bewegen te versterken. Tegelijkertijd blijft het gevoel hangen dat er landelijk vooral weer veel overleggroepen, stuurgroepen en coördinatiegroepen worden opgetuigd, terwijl er lokaal juist behoefte is om sneller en steviger aan de slag te kunnen met de vraagstukken die spelen. Met het nieuwe Sportakkoord wordt er weer een kleine stap in de juiste richting gezet, maar om de stap van zorg naar preventie te zetten en gezondheidsverschillen die ook spelen in sport en bewegen te slechten, zal er wel wat meer nodig zijn.

Nieuwsbrief

Schrijf je direct in